Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

sub-DOSSIER

Psychiatrie

19 mei 2005
Drie gekken

Er was bij het uitzendbureau geen werk op mijn vakgebied (de verslavingszorg), maar wel in de psychiatrie. Dat leek me een unieke kans. Het heeft me altijd geïntrigeerd wat zich achter de muren van een psychiatrische kliniek afspeelt. Mijn cv werd gefaxt en ik kon langskomen voor een gesprek. Kort daarna begon ik op een crisisafdeling schizofrenie. Spannend en ook een beetje eng.

De eerste dagen deed ik veel indrukken op. De patiënten, zelfs die van de gesloten afdeling, deden minder vreemd dan ik had verwacht. In de dossiers las je wel over wonderlijke toestanden. Maar bijna alle patiënten zaten flink onder de medicijnen en gedroegen zich vrij rustig. Een enkeling weigerde, tegen alle advies in, de medicatie en dan was het verschil duidelijk te merken. Zo was er een magere mijnheer die uren lang voor een spiegel tegen zichzelf stond te praten en gesticuleren. Ik leerde nieuwe termen. Deze mijnheer was geagiteerd en reageerde soms niet adequaat.

Ander afwijkend gedrag was moeilijker waar te nemen, maar telkens werd er een stukje van een sluier opgelicht. Als iemand je, heel angstig kijkend, komt vertellen dat hij nu echt zeker weet dat hij langzaam aan vergiftigd wordt door het verplegend personeel, dan weet je wel hoe laat het is. Als bewijs toont hij een half leeggegeten bord en grijpt naar zijn maag en buik om aan te tonen dat hij daar pijn heeft. Net als bij een andere mijnheer die je met een onmiskenbare geile blik goedkeurend van top tot teen opneemt, vervolgens vertelt dat hij van beroep vrouwenarts is en zeker duizend vrouwen heeft bezwangerd en daarna geaborteerd.

Zo hoorde je telkens wel iets vreemds, van de patiënten zelf of van collegas. Toch werd er zelden vervelend of lacherig gereageerd, en de patiënten werden niet joviaal bij hun voornamen genoemd, maar respectvol als mijnheer en mevrouw aangesproken. Naast een aantal potige dames en heren werkten er ook heel jonge tengere meisjes, en vooral voor hen kreeg ik bewondering. Helemaal niet bang, en zonder op hun strepen te staan kregen ze van alles voor elkaar, met een aardig woord, een grapje of zachte dwang.

Mijn werk bestond er uit om, met de collegas van die dag, de tent in de ruimste zin draaiend te houden. Mensen wekken, maaltijden klaar zetten en toezicht houden, deuren openen en weer op slot doen, koffie zetten, voorraden aanvullen, wandelen met patiënten, verslagen schrijven en lezen, overleggen en nog veel meer.
Op de gesloten afdeling kwam daar nog bij dat ik als tweede persoon mee moest naar de isoleercel. De patiënt die daar opgesloten zat moest dan verzorgd worden. Dat was soms behoorlijk aangrijpend. Dan hoorde je voor de gesloten deur staand al geschreeuw, huilen, raar praten of zingen, en als de deur dan openging trof je telkens een ander droevig, gek of juist vrolijk tafereel aan. Een van ons droeg verplicht een alarm om de nek om in geval van agressie of ontsnappingspogingen snel collegas in te kunnen schakelen.

Wandelen met patiënten waar het al wat beter mee ging, op het terrein rondom de kliniek, hoorde tot mijn zeer gewaardeerde taken. Heerlijk, even vrij van de bedompte ruimten en probleemsituaties. Niet alleen patiënten zijn en voelen zich opgesloten, ook de medewerkers zitten hele dagen achter gesloten deuren.
Tijdens die wandelingetjes kletste je wat en leerde iemand wat beter kennen, want bijna iedereen vertelde dan heel persoonlijke dingen of ervaringen met medepatiënten en het team. Ook moest ik wel eens mee naar een paar winkels of een pompstation als snoep of sigaretten op waren. De allereerste keer dat ik me buiten de hekken en muren van de instelling begaf met twee zich wat vreemd voortbewegende patiënten voelde ik me toch wat onwennig en een beetje gegeneerd. Vooral de vrouw zag er bizar uit met allerlei lagen kleding over elkaar, een aantal fel gekleurde sjaals om haar nek en iets raars op het hoofd. We trokken dan ook flink de aandacht van de voorbijgangers. Opeens roept de man naast me keihard over de straat: Ja, kijken jullie allemaal maar goed! Wij zijn drie gekken, ontsnapt uit een inrichting.

Psychiatrie (2) 

26 mei 2005
Vals alarm

Na een aantal maanden werken op de crisisafdeling schizofrenie, werd ik gevraagd in te vallen op een afdeling van mannen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ik hield het met moeite de afgesproken vier dagen vol. Dat kwam omdat er een continue spanning hing. Er gebeurde weliswaar niet zo veel, maar er kón ieder moment iets gebeuren en daar zat je dan samen met je collegas een groot deel van de dag op te wachten. Er werkten naar verhouding veel uitzendkrachten en ik hoorde dat het moeilijk was personeel vast te houden. Een hele afdeling met uitsluitend als agressief bekend staande mannen is blijkbaar niet voor iedereen de ideale werkplek.

De eerste ochtend viel ik direct met mijn neus in de boter. Of ik mee wilde naar de isoleercel. Al een paar dagen zat daar een man die zichzelf voor een familielid van Hitler hield of (op andere dagen) voor de zoon van de koning van Duitsland. Dat hij van hoge komaf was kon hij bewijzen, want er vloeide uitsluitend blauw bloed door zijn aderen. Een medewerkster van het laboratorium die mee naar binnen moest om hem bloed af te nemen was zo aardig het spel mee te spelen, ook al zagen we allemaal dat het buisje zich met donkerrood bloed vulde. Zij nam blijkbaar ook liever geen risico, want de man kon flink te keer gaan als iets hem niet beviel. Daar waren we allemaal voor gewaarschuwd. Ik moest om veiligheidsredenen een alarm om, aan een koord om mijn nek, maar gelukkig werd de patiënt tijdens zijn verzorging niet handtastelijk. Het bleef bij schelden, druk praten en gesticuleren. Opgelucht haalde ik adem toen ik me weer bij de collegas in de koffieruimte voegde.

Daar werd ik direct gevraagd een paar uur te helpen bij de buren die in hetzelfde gebouw gehuisvest waren; een afdeling met hoofdzakelijk oudere patiënten, die langdurige en veelvuldige opnamen achter de rug hadden. Mensen die hier soms tot hun dood zouden moeten blijven, want nauwelijks in staat nog enigszins zelfstandig en normaal te functioneren.
Deze mensen kwamen zo op het eerste gezicht over als dementerende bejaarden met soms bovendien een lichamelijke handicap. Een aantal van hen maakte zn aanwezigheid luidruchtig kenbaar door iedere keer langs het gezamenlijke personeelsverblijf te lopen en in het voorbijgaan ritmisch op ramen en deuren te kloppen, te bonzen of iets te roepen. Zo was er eentje die de hele dag door op dezelfde monotone manier om een sigaretje vroeg. Aan zijn verzoek werd weliswaar zo nu en dan voldaan, maar het hielp niets. Zodra het peukje uitgedrukt was, of al eerder, begon het geklop en gevraag opnieuw.Daar moet je maar tegen kunnen, dacht ik. Na één dag werd ik er al helemaal niet goed van. Wat een voortdurende belasting, al die klopgeesten om je heen.

Er werd van mij verwacht dat ik hielp met douchen, aankleden, haren kammen en dergelijke. Ook merkte ik al snel dat je ogen van voren en van achteren moest hebben. Je hoefde maar ergens iets neer te leggen of het was verdwenen. De een pakte het op en zette het ergens anders neer en nummer twee verstopte het onder zijn of haar bed. Tot slot hield ik toezicht aan tafel bij een enkele patiënten die hun brood opaten.
Opeens grote opschudding. Geluid van een keihard rinkelende bel en hollende en roepende mensen. Niet alleen naaste medewerkers kwamen aangesneld, maar ook een stel collegas van andere paviljoens zag ik over het gras in de richting van ons gebouw rennen

Inmiddels was het voor de anderen al duidelijk dat er geen sprake was van een agressieve patiënt, maar dat ik de boosdoener was. Ik had vergeten het alarm af te doen en had met de knop tegen de tafelrand gedrukt en zo voor een (voor sommigen niet onwelkome) werkonderbreking gezorgd. Grote hilariteit, maar ik schaamde me een ongeluk, al wist ik nu zeker dat het alarm werkte en dat er snel hulp kwam in geval van nood. Ondanks dat was ik blij toen ik weer terug kon naar mijn eigen afdeling.