Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2004, week 51

16 december 2004

Werken bij de Annies (1)

Na een half jaar via een uitzendbureau werken op de crisisafdeling schizofrenie van een groot Psychiatrisch Ziekenhuis was ik daar niet meer nodig. Jammer, want ik had nog wel een poosje willen blijven. Waarom ga je niet solliciteren bij de Annies vroeg een collega. Dat lijkt me echt iets voor jou. Hoe bedoel je, daar heb ik nog nooit van gehoord, antwoord ik. O, zo noemen wij de aparte afdeling hier op het terrein waar de anorexiapatiënten behandeld worden. Het blijkt een goede tip. Ik kan er direct beginnen.  Een leerzame periode, en ik weet nu (bijna) alles van de trucjes die deze patiënten gebruiken als ze niet willen eten of op een andere manier willen afvallen.

Direct na de eerste kennismaking en bijgekomen van de schrik (ik wist niet dat mensen zo ver kunnen gaan met zichzelf uithongeren) word ik ingezet bij het zogenaamde therapeutisch mee-eten met de patiënten. Natuurlijk niet als enige staflid van de hele afdeling, maar wel om toezicht te houden op een van de tafels. Dit keer gaat het om de broodmaaltijd. Al snel merk ik dat ik nauwelijks iets hoef te doen. De meisjes en vrouwen houden elkaar goed in de gaten en spreken elkaar ook aan op fout gedrag.

Gelukkig zijn de afspraken over de hoeveelheden die iemand in een bepaalde fase van het verblijf tot zich dient te nemen elders gemaakt, zodat daar geen onenigheid of zelfs ruzie over hoeft te ontstaan. Toch zijn er nog heel wat mogelijkheden om onder de voorgeschreven hoeveelheden eten uit te komen. Om met het aantal boterhammen en de soorten beleg te sjoemelen is vrij moeilijk, want dat valt snel op. Nee, de dames pakken het subtieler aan. Zij smeren een bijna onzichtbaar (en dus volgens de regels veel te dun) laagje margarine op het brood en bedekken het razendsnel met een plak kaas of vleesbeleg. Of ze smeren een deel van de margarine onder de rand van het bord (dit vergt enige oefening) of tussen het papieren servet (eveneens voor gevorderden).

Opvattingen over hoe vol een beker melk moet zijn kunnen eveneens sterk verschillen, maar ons kent ons. De patiënten kennen alle trucjes uit eigen ervaring en scheppen er een bepaald soort plezier in elkaar op de vingers te tikken en daarmee mij tegelijkertijd als onervaren staflid op mijn plaats te zetten. Hoe dommer ik overkom hoe knapper zij zijn, dat is logisch. Tijdens de koffie en theepauzes moet ik o.a. in de gaten houden of iedereen wel een extra pakje nutridrink (een soort astronautenvoedsel) heeft afgehaald en opgedronken. Ook daar word ik er fijntjes op gewezen dat sommigen hun pakje halfleeg terug zetten en dat het nu niet meer na te gaan is wie de schuldigen zijn.

Tijdens de warme maaltijd is het al niet veel beter. De meiden en vrouwen die pas opgenomen zijn mogen om te wennen aan dit regiem in hun eentje op hun kamer eten en krijgen kleine porties. Degenen die er langer zijn krijgen halve porties, de gevorderden hele maaltijden, die gezamenlijk onder toezicht genuttigd worden. En vergis je niet, zon hele maaltijd is een enorm bord vol. Een bootwerker zou daar na een dag hard werken heel tevreden mee zijn. Ik maak een komische vergissing. Er van uitgaand dat ik als staflid het goede voorbeeld moet geven laat ik de eerste dagen voor mijzelf hele maaltijden opscheppen en ik durf er niets van te laten staan. Ik weet het eten nauwelijks weg te werken en plof soms bijna uit elkaar. In een week tijd kom ik bijna twee kilo aan en ik zie steeds meer op tegen die eetsessies. Dan hoor ik dat stafleden ook halve maaltijden mogen bestellen en als enigen restjes mogen laten staan. Achteraf gezien vrij logisch, want ik ben al op gewicht en hoef niet aan te sterken.

Na een tijdje begin ik aardig door te krijgen hoe geraffineerd de meiden soms te werk gaan. Bij het afruimen snel halfvolle glazen melk leeggooien in de gootsteen, borden met resten eten onder op de stapel zetten, korsten in zakken laten verdwijnen, etc. Toch zie ik lang niet alles. Op een dag komt iemand me na de maaltijd melden dat ze ergens mee zit. Ze wil graag even onder vier ogen me praten. Dat kan en ik krijg te horen dat een broodmager meisje haar hele hamburger aan tafel en vlak onder mijn neus in haar broek heeft weten te stoppen, daarmee waardig de eetzaal is uitgelopen en naar haar kamer is vertrokken.

14 december 2004

Uitersten (1)

Sinds twee jaar werk ik in de gespecialiseerde gezinszorg en sta ik steeds weer voor verrassingen. Dat maakt het werk leuk en spannend, maar soms ook ingewikkeld, want iedereen is verschillend en heeft andere wensen en eisen. Een deel van mijn werk bestaat uit begeleiding: gesprekken, administratie, overleg met instanties, etc. Een ander deel uit huishoudelijk werk dat samen met de cliënt of alleen gedaan wordt. Soms kunnen de opvattingen over hygiëne en helderheid van de cliënt behoorlijk botsen met de mijne.

Zin in mijn werk ontleen ik vooral aan de wetenschap dat de mensen waar ik kom echt iets aan mij hebben en zich weer een paar dagen of een week alleen kunnen redden. Dan fiets ik moe en tevreden naar huis. Maar soms gaat het (bijna) mis. Bij een alleenwonende mijnheer, waar ik twee keer per week kwam, valt al snel op dat er iets vreemds aan de hand is met de wc. Die staat vol met literflessen chloor, wc-eend, spuitbussen en pakken wc-papier. De wc-pot is bovendien voorzien van een heel stel wc blokken die in plastic houdertjes aan de rand hingen. Een komisch gezicht. Bovendien krijg ik uitvoerige instructies over het gebruik van aparte roze doekjes voor het toilet en andere (gele) voor de keuken.

Toch word ik er op uitgestuurd nog meer in te slaan, ondanks de gesignaleerde enorme

voorraden van dat alles in keuken en badkamer. Voorzichtig breng ik in dat er nog voor maanden voldoende aanwezig is. Dat heb ik beter niet kunnen doen, want mijnheer loopt rood aan en begint tegen me te schreeuwen dat hij de baas is in huis en dat ik moet doen wat hij me vraagt. Natuurlijk schrik ik hiervan. Het ligt blijkbaar gevoelig. Ik weet hem gelukkig snel te kalmeren: u bent de baas en ik zal kopen wat u wilt. Geen probleem.

Na een paar weken ben ik er wel achter dat mijnheer het in zijn leven telkens voor elkaar weet te krijgen de mensen die hem helpen tegen zich in het harnas te jagen. Hij heeft met ongeveer iedereen ruzie en heeft herhaaldelijk meegemaakt dat hij dan ziek thuis zit zonder enige hulp. Door medicijngebruik en operaties is er bij hem sprake van karakterverandering en tot zijn spijt heeft hij zichzelf soms niet meer in de hand. Een triest geval. Hij schaamt zich ervoor, maar kan niet voorkomen dat het telkens weer gebeurt dat hij mensen onheus behandelt.

Op een ochtend, met een kop koffie voor ons en twee enorme moorkopen (waar mijnheer op trakteert als hij weer iets goed te maken heeft na een uitval) vertrouwt hij me toe dat hij het idee om zonder eten te zitten minder erg vindt dan zonder zijn geliefde toiletattributen. Bij dat idee alleen al kan hij helemaal in paniek raken. Hij buigt zich een beetje naar voren en fluistert dat het bij hem soms erg lang duurt voor er iets komt. U begrijpt zeker wel wat ik bedoel. En daarom wil ik daar zo prettig mogelijk zitten. Dat daar wekelijks onder andere twee à drie flessen chloor voor nodig zijn is een regelrechte milieuramp, maar ik heb het hart niet er iets van te zeggen. In plaats daarvan zeg ik dat ik het volkomen begrijp.

Een oudere dame, waar ik een poosje kom invallen, neemt het echter niet zo nauw. Op mijn vraag waar ik aparte doekjes kan vinden voor de wc antwoordt ze: Die heb ik niet. Dat gedoe vind ik echt overdreven. Ik gebruik voor het hele huis een paar dagen achter elkaar hetzelfde en dan gooi ik het in de wasmachine. Zo heb ik het mijn hele leven gedaan en ik heb er nooit wat van gekregen en dat zal bij u ook wel niet gebeuren.