Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2004, week 5

1 februari 2004

Mevrouw M. (2)
"Zon goeie jonge."
Na de eerste kennismaking met mevrouw M. (zie deel 1) merk ik dat we het prima met elkaar kunnen vinden. Het wordt duidelijk gewaardeerd dat ik goed voor haar zorg en naar haar wil luisteren. De achterstallige zakken wasgoed zijn weggewerkt, het huis is van boven naar beneden schoongemaakt, de boodschappen worden gedaan.

Ik heb mevrouw zelfs zo ver weten te krijgen dat ze af en toe een warm prakkie eet.Dat gaat niet zo eenvoudig. Als ik voorstel iets voor haar te koken slaat ze dit eerst resoluut af, maar als ik blijf aanhouden en van alles en nog wat opnoem zwicht ze uiteindelijk. Maar voordat ik de deur uit mag om boodschappen te doen, komen de verhalen los.

Je had me motte zien vroeger. Koke dat ik kon. Zulke panne. Mevrouw geeft met haar armen de grootte aan van een kleine badkuip.En lekker dat het was.

Iedereen kwam bij me ete. Ik krijg een opsomming van alle gerechten die ze  klaarmaakte. Slaatjes, daar was ik ook goed in, de slager kwam zelfs vrage of ik die niet wilde make voor ze zaak. Maar daar begon ik niet an. En vlees bakke. Ook dat kon ik goed. Uren lang zat ik stukkies saté an stokkies te prikke. Daar waren die jongens gek op.

Uit andere verhalen had ik begrepen dat mevrouw het niet altijd breed had. Ik vraag of dat niet heel duur was, hoe ze dat kon betalen. Oh dat vlees, dat kocht ik natuurlijk niet zelf. Dat nam die vriend van me zoon altijd mee. Die werkte op het abattoir. Ze maakt een gebaar met haar arm dat aan duidelijkheid niets te raden overlaat. Die pikte dat mee van ze werk. Ze kijkt heel tevreden bij de herinnering. Als het had gekend had ie zelfs een hele koei onder ze jassie voor me mee genomen. Zon goeie jongen was dat. (wordt vervolgd)

30 januari 2004

Mevrouw M. (1)
Het enige wat ik nog heb.
Al bijna twee jaar werk ik part time in de gespecialiseerde gezinszorg. Dat bevalt me over het algemeen prima, al zijn er ook perioden dat het wat minder is. Op dit moment zeggen veel mensen de zorg op, omdat de kosten plotseling sterk zijn gestegen. Ook ik ben adressen kwijtgeraakt en vanwege mijn contract van een bepaald aantal uren moet ik nu invallen op een 'gewoon' adres. Met al mijn therapieopleidingen en maatschappelijk werk + voortgezette opleiding vraag ik me wel eens af waar ik eigenlijk mee bezig ben. Het was toch nooit de bedoeling dat ik al die diploma's haalde om ergens de wc schoon te maken of te stofzuigen?

Geef mij maar wat moeilijker cliënten; (ex)verslaafden of psychiatrische patiënten. Dan komen er ook andere problemen aan de orde en dan vind ik het geen punt desgewenst ook te helpen met het huishoudelijke werk. Bijna een jaar lang kwam ik op deze manier bij een mevrouw van tegen de tachtig die nu jammer genoeg overleden is. Eerst vier keer per week, later drie keer. Zij was al tig jaar zwaar medicijnverslaafd, kwam nooit meer buiten de deur, kleedde zich niet meer aan, en was met geen stok onder de douche te krijgen. De familie was ten einde raad en waardeerde het bijzonder dat ik bereid was het met haar te proberen. Het was nog maar de vraag of mevrouw me zou accepteren. Soms bleef ze hele dagen op bed liggen, huilde veel en schold iedereen uit. Kortom ze kon flink te keer gaan als iets het haar niet zinde.

De allereerste keer maakte een familielid me een beetje wegwijs. Het was de bedoeling dat er boodschappen gedaan werden, en dat mevrouw zo goed en zo kwaad als het ging verzorgd werd, zodat de familie ontlast werd. Mevrouw zelf wist van mijn komst, maar wilde absoluut niet naar beneden komen. Geen probleem dacht ik, denkend aan de berg en Mohammed. Boven aan de trap trof ik mijn cliënte aan, in een oude pyjama, de vette, lange, ongekamde grijze haren aan twee kanten langs haar gezicht hangend en een vies washandje boven op haar hoofd. Achter haar het onopgemaakte bed en in een hoekje een zwarte plastic emmer die dienst deed als toilet. Een vieze lucht van ongewassen kleding en urine kwam me tegemoet. Hierdoor liet ik me niet uit het veld slaan. Ik stelde me netjes voor en gaf haar een hand. Vroeg of ik misschien een kopje thee of koffie voor haar kon klaar maken. "Thee drink ik niet, dat is bocht. Maar een lekker bakkie, met gekookte melk wil ik wel. Wel de melk door het zefie doen hoor, want vellen hoef ik niet. Ja, koffie is het enige wat ik nog heb."

In de keuken vond ik wat nodig was om koffie te zetten en om melk te koken. Op het moment dat ik weer naar boven wilde gaan, kwam mevrouw, op pantoffels en gehuld in een kapotte ochtendjas, naar beneden stommelen. 'Ik houd het daar niet meer uit hoor, ik drink hier mijn koffie wel. Neem zelf ook een bakkie en neem ook een paar koekies." Ze ging zitten en pakte haar sigaretten en aansteker. Nam een diepe haal. "Ja, ik weet dat het verkeerd is, maar dit is het enige wat ik nog heb. Ik heb echt geen leven meer hoor, altijd maar alleen, voor mij hoeft het niet meer."  Ze snikte even en zuchtte een paar keer. "Wil je ook een paar boterhammen voor me klaar maken. Twee op mekaar met margarine en suiker, en dan door de midden. Warm eten blief ik niet meer, dat smaakt me niet. Dan maar brood, dat is het enige wat ik nog heb."

En na een tijdje. "Ach meid, kom toch lekker bij me zitten, je hebt al weer genoeg gedaan. Normaal zie ik nooit een mens. Dan zit ik hier maar te zitten. Niemand kijkt naar me om. Dan zet ik die rot tv maar aan. Geen gewone programma's hoor, want dat ken ik niet meer volgen. Ik ben bijna blind en ik hoor niet meer zo goed. Nee, van die spelletjes, daar kijk ik altijd naar. Ik ken al die grieten uit me kop. Niet dat er veel an is hoor, het is altijd het zelfde liedje. En soms ben ik kwaad, want de ene wint een heleboel en de ander bijna niks. Dat vind ik gemeen. En altijd alles herhalen. Geen sodemieter aan. Dan zou ik wel een baksteen door dat ding willen smijten. Maar ja, het is het enige wat ik nog heb."

Omdat ik niet weet over welk programma ze het heeft laat ze het me zien. Ze knijpt haar ogen tot spleetjes en doet het geluid keihard aan. "Hier kijk ik 's middags altijd een paar uurtjes naar. Dan neem ik een boterham voor me avondeten en dan ga ik maar weer naar bed. Met mijn pilletje natuurlijk, dan ken ik effe slape. Dan heb ik een paar uurtjes rust. Tot ik weer wakker wordt natuurlijk. Dan ga ik hier maar weer zitte, een beetje naar buite kijke, naar het hofje. Ik ken echt niet zonder die pillen, dan word ik helemaal niet goed. Soms bel ik naar me schoondochter voor een extra pilletje. Maar die wil ze niet geven, dat mag volgens haar niet van de dokter. Maar als ik maar lang genoeg doordram dan brengt ze er eentje. U begrijp het misschien niet, maar het is het enige wat ik nog heb, laten we eerlijk wezen." (wordt vervolgd)

28 januari 2004

PHPD
Op bezoek bij mijn oudere zus en haar echtgenoot horen we iets grappigs. Het gesprek gaat over de wederzijdse ziektes en kwaaltjes. Na enige tijd oppert mijn man dat dit onderwerp nu wel uitputtend behandeld is en dat het tijd wordt iets anders aan te snijden.

Mijn zwager zegt: "Ja, langer dan tien minuten praten over PHPD zou eigenlijk verboden moeten zijn. Dat is volgens ons het maximum toelaatbare." Wij kijken blijkbaar verbaasd bij het horen van die afkorting. "PHPD betekent Pijntje Hier Pijntje Daar. Wij noemen dat al jaren zo."
Een zinnige afspraak, al moet je opletten dat de tijd die vrijkomt niet opgeslokt wordt door KK (kleinkinderen) of DE (dure euro).

28 januari 2004

Van vragen word je wijs
Mijn man kwam na het overlijden van zijn stiefvader onder andere in het bezit van een trui. Goed draagbaar, want vrij modern en van een bekend duur merk met zo'n krokodilletje erop.

Kleindochter Kim van vijf bekeek de aanwinst kritisch. Waarom zit er een krokodil op? Omdat het een rijkeluistrui is, antwoordt mijn man. Kim snapt er niets van en kijkt nog eens goed naar de trui. Maar hoe ziet een rijke luis er dan uit?

28 januari 2004

Gespecialiseerde thuiszorg (1)
Kanariepiet
Bij mevrouw Z., bijna tachtig, goedlachs en nog zeer actief, ben ik al eerder geweest. Ook nu kom ik om in te vallen. De vaste thuishulp is zwak, ziek of misselijk of heeft haar baantje opgezegd.

Direct na binnenkomst valt me een verandering op. Er staat een kooi voor het raam met een kanarie erin. Trots legt mevrouw uit dat dit niet zomaar een kanarie is, want het beestje heeft een keer een eerste prijs gewonnen met zingen. "Is het een vrouwtje of een mannetje?" vraag ik belangstellend. Ze kijkt me meewarig aan, wat een domme vraag. Alleen de mannetjes kunnen zingen, dat ik dat niet weet... Ze vertelt dat het een actief beestje is en dat hij weliswaar wat rommel maakt in haar kraakheldere woning, maar ook veel gezelligheid geeft. Er liggen inderdaad wat minuscule zaaddopjes op het tafeltje en op de grond. "Van de week heb ik hem voor het eerst in bad laten gaan."We kijken samen naar het beestje dat wat eet, wat drinkt, op zijn stokje gaat zitten zingen, en dit alles keer op keer herhaalt in willekeurige volgorde.

Na de thee help ik haar met het huishoudelijke werk, waarbij mevrouw geregeld achter me aanloopt en bij me komt staan om me iets te vertellen. Af en toe zegt ze, "Wat is het hier een smeerboel hè?" zegt ze. En als ik dan antwoord dat ik zelden ergens zo'n vieze troep heb aangetroffen is haar dag helemaal goed. Want ze weet wel beter en moet erg om mijn antwoord lachen. Voordat de thuiszorg komt maakt ze zelf al veel schoon. De eerste keer dat ik kwam vroeg ik me af wat het voor zin had hier te komen. Voor de zielenrust van haar dochter die ver weg woont? Het gaat natuurlijk ook om het contact en sommige handelingen zijn voor haar inderdaad wat zwaar zoals stofzuigen en ramen lappen, maar toch. Elke dag 'swiffert' mevrouw het hele huis, ze stoft zelf alles af, de wc krijgt dagelijks een beurt. Dit is niet bepaald het adres waar ik dat tevreden gevoel krijg echt zinvol bezig te zijn.

Bij het tweede kopje thee kijk ik nog eens naar het kooitje. De kanarie zie ik niet zo gauw, dus ik sta op om beter te kijken. Misschien zit hij ergens in een hoekje op de bodem. En dan zie ik opeens wat rafelige staartveren aan de zijkant uit het drinkbakje steken, en in het bakje zelf het gele kopje met een zwart oogje door het melkachtige plastic schijnen. Dat ziet er wel heel vreemd uit en ik haal mevrouw er bij. Die schrikt bij de aanblik en we proberen zo snel mogelijk hem eruit te krijgen. Het lukt met moeite het beestje, dat ondersteboven met zijn kopje in het water klem zit, te redden. Gelukkig zijn we nog net op tijd. Hij komt

verfomfaaid te voorschijn, valt eerst een paar keer om in een poging zich uit te schudden en weet uiteindelijk toch weer op zijn stokje terecht te komen.Daar zit hij dan met zijn veren in de war en 't kopje getooid met natte uit elkaar staande punkhaartjes. "Oh, wat ben ik blij dat je dat zag. Stel je voor dat ik boodschappen was gaan doen, ik moet er niet aan denken." Mevrouw vult snel het badje, in de hoop dat hij het drinkbakje niet meer voor dit doel zal gebruiken. Als ik naar huis fiets voel ik me voldaan: ik heb uitendelijk een kanariepiet van de verdrinkingsdood gered.

27 januari 2004

Uit de kast
Jarenlang ergerde ik me aan zwerfvuil, maar ook aan mezelf. Op weg naar mijn werk in Schiedam kwam ik vanuit het station langs een aantal straten met perkjes en plantsoenen. Elke keer weer werd mijn aandacht naar de overal weggeworpen cola- en bierblikjes, kauwgomverpakkingen, patatbakjes en andere rommel getrokken. Wat een rotzooi, dacht ik.

Waarom gooien de mensen het niet even in een vuilnisbak? Na een tijdje begon ik me af te vragen waarom ik niet gewoon omhoog keek, naar de bomen, de vogels in de lucht en de wolken. Waarom liep ik met mijn hoofd naar beneden en keek naar lelijke vieze dingen? Het hielp niet. Wat ik me ook voornam, mijn ogen bleven als vanzelf naar beneden gaan.


foto: Marijke de Jong

Daarna bedacht ik dat het een kleine moeite zou zijn om die troep zelf op te ruimen als ik er toch langs liep. Als ik bijvoorbeeld dat half verroeste colablikje de eerste keer al had opgepakt en in de vuilnisbak had gegooid dan hoefde ik me er alle keren erna niet meer aan te ergeren. Leuk bedacht, maar stel je voor dat mijn collega's me zo bezig zagen. Die zouden me ronduit voor gek verklaren. Op een enkele lafhartige poging na liet ik het erbij zitten. De ene keer deed ik of ik mijn veters opnieuw moest vastmaken vlak naast een in het oog springende ongerechtigheid. De andere keer at ik op een bankje mijn boterhammen op en moffelde bij het weggooien van mijn lege zakje snel iets anders erbij in de prullenbak.

Als compensatie ging ik tijdens grote wandelingen met mijn geliefde op stille paden in de vrije natuur vuil rapen. Eerst wachtte ik of ik ergens een weggegooide plastic zak vond en die vulde ik tot de rand met zwerfvuil uit de bermen. Mijn partner deed net of hij me niet kende en bewaarde een veilige afstand, maar na een tijdje begon hij heel irritant met een priemende wijsvinger aan te wijzen waar ik nog iets over het hoofd gezien had. Weer wat later deed hij ook wel eens mee. Toch ontstond er soms een probleem, want die volle zakken kon ik niet zomaar ergens achterlaten. Dan moest ik soms kilometers sjouwen voordat ik een vuilnisbak vond. Toch voelde het prettig, al dacht ik wel last te hebben van een vreemde afwijking.

Sinds kort weet ik dat er meer mensen zijn zoals ik. Een vriendin vertelde me enthousiast dat zij deelnam aan een raapgoep, van mensen die vrijwillig werk doen waar vuilnismannen voor betaald worden. Eens in de maand, op een zondagmorgen treffen we elkaar om een stuk van het Haagse Bos of het Scheveningse strand schoon te maken. Niet in het geniep, maar voor iedereen zichtbaar met speciale handschoenen en vuilknijpers. De laatste keer met wel veertien volwassenen en drie kinderen. De opbrengst: ruim 25 grote zakken vol die na afloop door de Gemeentereiniging werden op gehaald.  Een van de deelneemsters (een keurige dame met grijs haar) die enigszins verhit met een zak slepend uit een bosje tevoorschijn kwam, werd door twee passerende dames opgemerkt en verbaasd bekeken. "Mogen we zo brutaal zijn te vragen wat u heeft uitgespookt dat u dit werk moet doen?"

26 januari 2004

Kattenpis en -poep
Na een lange wandeling bestelden mijn man en ik ergens twee koffie met gebak en moesten hiervoor bijna een persoonlijke lening afsluiten. We vroegen nog of er misschien een vergissing in het spel was. Nee, dit was de normale prijs: elf euro!

Toch is het kattenpis vergeleken bij de koffie 

die je kunt drinken op het Haagse Noordeinde bij lunchroom La Mano Maestra.
Daar staat koffie op de kaart voor € 11.90 per kopje. Maar dan krijg je ook echt iets heel bijzonders. De koffiebonen zijn namelijk ooit in Sumatra door eekhoorns of civetkatten opgegeten, daarna (nog maar half verteerd) uitgepoept, verzameld door lokale bewoners, gereinigd en gebrand. En daar wordt dan koffie van gezet.

Het moet een ongelooflijk lekker bakje troost opleveren, maar nog afgezien van de prijs trekt het idee me totaal niet aan. Het kan aan mij liggen. Op internet vond ik een site van de firma die deze koffie verkoopt.
Die koffie zal misschien nóg duurder worden, want civetkatten worden in China massaal uitgemoord in verband met de ziekte SARS. En zoiets kan snel overslaan naar andere landen. BBC News meldt dat de WHO het verband in twijfel trekt.

Wat ik me afvraag is: hoe kom je in hemelsnaam op het idee om uitgepoepte bonen in je koffiemolen te doen?