Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2004, week 27

3 juni 2004

Maar nu even niet...

Tot en met 13 juli geen nieuwe berichten op deze weblog.

2 juli 2004

Kinderangsten (2)
Leuk spelletje

Het was feest en de huiskamer zat vol met visite. Na het kopje koffie of thee met een gebakje (de roomhoorn is voor opa), en een tweede rondje (nu met een koekje) kwam er altijd nog een glaasje fris of zelfgemaakte vruchtenbowl. Mijn ouders waren van 'de blauwe knoop' dus alcoholische dranken taboe. Zo te horen kon dat de pret niet drukken. Ook zónder lukte het prima de stemming erin te krijgen. Van het geschreeuw en gelach werd ik wakker en kwam in mijn nachtjaponnetje geschrokken de trap af. Wat ik toen zag was werkelijk angstaanjagend.

Voor een klein kind van een jaar of vier, vijf leek het alsof er iets verschrikkelijks aan de hand was. Ruzie of iets nog veel ergers. Want wat zag ik? Twee mannen tegenover elkaar aan een klein tafeltje met daarop twee borden, op elk bord een dikke plak koek. Een van de mannen zat, weliswaar met mes en vork, maar toch erg schrokkerig te eten. Gekleed in een soort pandjesjas, op z'n hoofd een zwarte hoed en aan de handen handschoenen. De ander gooide met een verbeten trek op het gezicht steeds maar met een dobbelsteen.
Opeens begon de dobbelsteenman de ander zijn kleding af te pakken. De hoed werd afgetrokken, de handschoenen weggegrist en de jas van het lijf gerukt. Zodra hij iets te pakken had trok hij het gehaast aan onder luid gejoel van het gezelschap. Dan waren de rollen omgedraaid en was hij het die van zijn koek at terwijl de ander de dobbelsteen gooide.

Tot dan toe had ik half verscholen tussen de joelende omstanders naar dit alles staan kijken. Ik begreep er helemaal niets van. Wat zagen die mannen er griezelig uit, ik herkende ze ook niet met hun rode verhitte hoofden en haren in de war. Wat was er in hemelsnaam aan de hand? Hadden die mannen misschien honger en ruzie om die koek? Of waren ze helemaal gek geworden? Ik hield het niet meer uit en begon keihard te huilen. Dat had tot gevolg dat iedereen me opeens aankeek en het gelach eerder aanzwol dan afnam.
Mijn moeder probeerde me te troosten. Het was maar een spelletje. Het was niet eng, maar juist leuk. Als iemand met de dobbelsteen zes had gegooid mocht hij verder eten, maar niet eerder dan nadat hij alles wat bij het spel hoorde had aangetrokken. Wie het eerst de koek op had, won. Ik begreep er nog steeds niets van en werd maar langzaam kalm. Nog jarenlang bleef dat onbegrijpelijke beeld me bij: mannen die elkaar die idiote kleren van het lijf rukten en de gillende mensen er omheen.
(wordt vervolgd)

29 juni 2004

Tante Rie (1)

Onze tante Rie woonde in het huis van de ouders van m'n moeder. Ze was niet de meest geliefde tante, want haar trucjes om als lerares lastige pubers af te straffen paste ze ook wel eens op ons toe. Gemeen knijpen of je oorlelletje vastpakken en dat flink hard omdraaien bijvoorbeeld. Nou waren wij ook niet zulke lieverdjes, want als we dachten dat ze niet keek, deden we haar na of trokken gekke bekken.

Op haar sterfbed in het verzorgingshuis vertelde ze me dat ze een mooi leven had gehad en dat ze nooit had verwacht met haar zwakke gestel zo oud te worden. De  paar jaren voor haar dood was ze aardiger geworden, zachter. Een verpleegster vertelde dat ze haar pilletjes gaven tegen depressieve klachten. Hadden ze dat maar eerder gedaan. Want wat kon die tante soms onaangenaam zijn, echt een oude zure ongetrouwde schoolfrik. Dat hadden we als kind ondervonden.

Op zondagen gingen we vaak op bezoek bij opa, oma en… tante Rie. Dan werden we eerst door mijn moeder aan een inspectie onderworpen. Was ons haar netjes gekamd, onze schoenen niet al te kaal en afgetrapt en hoe zat het met de vlekken op onze kleren? Vlak na een verjaardag was er soms een jurk of broek die er netjes uitzag en die we alleen op zondag mochten dragen. Maar meestal liepen we in kleren rond die er maar net mee door konden. En tante Rie zag alles. Ze was in staat je met een smoes de keuken in te lokken, daar je schoenen te poetsen, je haar opnieuw te kammen en je oren schoon te maken. Lang niet zachtzinnig en altijd met een preek.

Op alle verjaardagen werd tante Rie ook uitgenodigd en er ontstond dan steevast gekibbel tussen mijn ouders. Mijn vader kon haar niet uitstaan en mopperde dat zijn dag door haar verpest werd. M'n moeder nam het voor haar op. Ze had toch ook haar goede kanten, want ze zorgde voor haar ouders en dat was geen sinecure. Ook was tante Rie erg vaak ziek en daar kon ze toch echt niets aan doen. Mijn vader antwoordde dat hij gek werd van die ellenlange verhalen over ziektes en kwaaltjes. En al helemaal was hij niet geïnteresseerd in de frequentie van haar toiletbezoek, dat in die dagen nog netjes een grote of een kleine boodschap heette.

Wij kinderen wisten dat al dat gemopper niets hielp. Tante Rie kwam toch en mijn vader schikte zich in zijn lot. Ze kon slecht tegen sigaren en sigarettenrook en stak haar mening over deze vervelende, kostbare, ongezonde en vies ruikende verslaving niet onder stoelen of banken. Als mijn vader wilde roken had hij dus gelukkig voor hem een mooi excuus om even de huiskamer te ontvluchten. In de aangrenzende bloemenwinkel, waarvan hij de eigenaar was, stak hij dan zijn rokertje op, in zichzelf mopperend dat het eigenlijk toch al te gek was, in zijn eigen huis de les gelezen te worden door dat stuk ongeluk.

Met Kerstmis bracht tante haar viool mee en werd het hele gezin ernstig op de proef gesteld. De spanning rond dit optreden was te snijden, zodra de vioolkist tevoorschijn kwam en het vreselijke stemmen en tikken met de stemvork begon. Ons was op het hart gedrukt vooral niet te lachen of met beide handen naar het hoofd te grijpen. Maar soms klonk het zo ontzettend vals en bovendien zag tante er zo vreemd uit met dat krampachtige scheve hoofd en haar kin in het zwarte steuntje gedrukt dat we het bijna niet meer uithielden. We waagden het niet naar elkaar te kijken en fixeerden onze blikken op een vlek in het tafelkleed, de koektrommel of een ander voorwerp. Mijn vader kon al helemaal niet tegen 'dat kattengejammer' en rookte in de winkel de ene sigaar na de andere.

Toch had tante Rie ook goede kanten. In de tijd dat ik bloedarmoede had betaalde ze maandenlang het fruit dat ik op doktersadvies moest eten en waarvoor mijn ouders het geld niet hadden. Elke week kwam ze een grote zak mandarijnen brengen. Ook gaf ze me een tijdje gitaarles, al is dat geen succes geworden. En soms mochten de neefjes en nichtjes mee voor een ritje in haar kleine Fiatje 600. Op een van die uitstapjes waagde ik het haar te vragen waarom ze eigenlijk nooit getrouwd was. Het antwoord liet niet lang op zich wachten: "Omdat ze me nooit gevraagd hebben."
(wordt vervolgd)

28 juni 2004

Absoluut voetbalhoogtepunt

Dit jaar heb ik voor het eerst van mijn leven op tv naar een aantal voetbalwedstrijden gekeken. De reden is nogal banaal: Rob heeft zijn spaargeld op een rekening gezet waarbij je voor elk Nederlands doelpunt 0,1% extra rente krijgt. Met de strafschoppen bij de door 'ons' gewonnen wedstrijd tegen Zweden liep hij dus mooi binnen. Toch hebben we ook goede herinneringen aan een wedstrijd waarbij Nederland verloor.

De wedstrijd Nederland-Brazilië (in juli 1998) trok 11,7 miljoen kijkers. Wij behoorden tot de kleine minderheid die iets anders deed: lekker lui liggen lezen. De ramen van de slaapkamer wijd open. Het was heerlijk rustig, want bijna geen verkeer op straat. Af en toe hoorden we gejuich of boegeroep. Zo tegen het eind van de wedstrijd werden we toch nieuwsgierig. De radio ging aan en we luisterden naar de laatste minuten. We hoorden dat Nederland verloren had en na het laatste fluitsignaal bleef het overal angstig rustig. Tot we vlak naast ons de ramen met een knal hoorden opengaan  en onze buurman uitzinnig en oorverdovend door de stille straat VIVA BRASIIIIIIIIIIIIIL!!!!! brulde.

Even zaten we elkaar verbouwereerd aan te kijken. Daar moet je wel lef voor hebben, dachten we. Van de buurman zelf, een Braziliaanse student, die al geruime tijd in Nederland woonde, hoorden we dat die schreeuw meer was dan een vreugdekreet alleen. Hij verdiende 's nachts bij de PTT als postsorteerder wat bij en werd tijdens de hele periode van het wereldkampioenschap door de Nederlandse collegas ontzettend gepest; Nederland was fantastisch, Brazilië stelde niets voor, in zon achterlijk land wisten ze niet wat voetballen was, natuurlijk zou Nederland winnen etc. Als eenling tegenover een overmacht van chauvinistische betweters viel daar weinig tegen in te brengen.

Na een aantal pogingen had hij zijn mond maar gehouden en alle negatieve opmerkingen over zijn land en landgenoten geslikt, maar inwendig kookte hij soms van woede.
Alle opgekropte frustratie kwam in die ene machtige oerschreeuw naar buiten. We hebben hem kort erna opgezocht en als voetbalanalfabeten van harte gemeend gefeliciteerd met z'n overwinning.